Schaatspeloton.nl - Columns - De Tocht

De Tocht

geplaatst zaterdag 16 januari 2010 om 13:08:13 op Schaatspeloton.nl

Jouke Hoogeveen

Jouke Hoogeveen is een 30-jarige Pedagoog uit Amsterdam. Daarnaast skeelert en schaatst hij op het hoogste niveau. Zijn talent om lang door te kunnen bijten komt goed van pas op lange wedstrijden op asfalt en ijs. Zo won hij vorig seizoen de 150 kilometer op natuurijs in Zweden. Jouke Hoogeveen is geboren in het Elfstedenstadje IJlst, maar woont sinds zijn studietijd samen met Femke Roemer in het centrum van Amsterdam. Als pedagoog begeleidt hij kinderen met een autistische stoornis. Pas na zijn studie is Jouke Hoogeveen gaan schaatsen. Hij was direct enthousiast over de combinatie van keiharde competitie en gezelligheid binnen het marathonschaatsen. Dit jaar is zijn derde jaar op het hoogste niveau. Ook dit jaar zal hij weer azen op een hoofdprijs, liefst op natuurijs. Vanaf vrijdag 9 oktober zal Jouke Hoogeveen voor Schaatspeloton.nl om de week zijn gedachten in een column vatten.

Vreemd eigenlijk... dat in de naam van een wedstrijd het woord tocht is opgenomen. Bij de Elfstedentocht en de recent verreden Veluwemeertocht is dit ook het geval. Naar mijn idee zijn tochten en wedstrijden totaal verschillende vormen van beweging. Bij de tocht is men al dan niet met metgezellen een flink aantal uren onderweg om gezamenlijk een enigszins tot de verbeelding sprekend traject af te leggen.

De fanatieke tochtrijders doen dit zo snel mogelijk, maar zij blijven wel samen met hun reisgezellen van de tocht. De iets meer recreatieve tochtrijders stoppen regelmatig voor koek en sopies om het wel gezellig te houden.
Tochtrijders zijn geen wedstrijdrijders, maar de tochtliefhebbers meten zich wel stiekem met elkander. Dit doen zijn niet door de ene na de andere dolle demarrage te plaatsen. Maar op een meer geniepige manier. Bijvoorbeeld door al rijdend op kop van de groep, net even wat langer en harder door te trekken, om al sluiks achterom kijkend te kunnen constateren dat enkele van de bevriende tochtrijders gaatjes moeten laten vallen. Na afloop bij de chocomel is het dan heerlijk om te zeggen ‘Je had het zwaar he… op dat stuk tussen de geitenbrug en de koeiendrekdijk?'.

Bij wedstrijden gaat het geheel anders. Wedstrijden rijd je in je eentje. Je schaatst zo hard dat jij, of anders iemand van jouw ploeg het eerste over de streep komt. De concurrenten laat je het liefst ver achter je. Je bent niet samen bezig aan een tocht waarvan je samen de finish wil halen. In tegendeel…de andere wedstrijders zijn slechts hinderlijke obstakels op weg naar de zegepraal op de finishlijn. Na de wedstrijd gaat ieder weer zijns weegs. Geen gezamenlijke chocomel, geen anekdotes, alleen de pijn in de benen is gezamenlijk.
Waarom kwam dan toch het echte tochtgevoel opzetten tijdens de Veluwemeertocht? Het wedstrijdverloop moet hier zeker een rol in hebben gespeeld. Vanaf de tweede ronde viel de wedstrijd al in een definitieve plooi. Er waren een stuk of tien rijders die nog hard over het stugge, scherverige ijs konden rijden, de rest was tegelijk met Erben Wennemars al verslagen.

Door deze kleine groep kwam het tochtgevoel bij mij naar boven. En niet alleen bij mij. Niemand zat te linkeballen (ook Geert-Jan niet, al zei hij van wel). We rijden immers samen een tocht, de wedstrijd was voor onbepaalde tijd opgeschort. Kilometers lang reden we keurig kop over kop over het gehavende ijs. Op het Veluwemeer verdwenen oude vetes, net zo snel als de centimeters ijs onder de dooiende zon.
Wij zouden samenblijven, dat was het gevoel dat boven dit selecte groepje op het Veluwemeer hing. We gedroegen ons als barmhartige tochtrijders. Dus toen Jorrit viel, wachtten we op hem. Toen Jorrit weer viel wachtten we weer. En zelfs toen Ingmar van de in overmacht aanwezige kappersploeg het ijs kuste, hielden we even in. We waren elkaar goed gezind.
Zoals bij echte tochtrijders ook al geval is nam één persoon de leiding op zich in onze bonte groep. René Ruitenberg scheen goed bekend te zijn in de woeste omgeving, dus hij was het die ons over het brokkelige ijs leidde. Terwijl hij grimassend over het meer heen en weer zwiepte hoefde hij slechts ‘links' of ‘rechts!' te roepen, waarna de groep direct reageerde en het advies van de ouwe rot opvolgde.

Hoewel we samen wilden blijven, probeerden we elkaar ook net zoals de eerder genoemde tochtrijders stiekem een beetje moe te maken. Vooral Kromkamp en Berga reden tijdens hun kopbeurten belachelijk hard door. Kromkamp genoot zichtbaar van zijn werk. Grijnzend gleed hij na dergelijke kopbeurten langs onze groep om – zichtbaar in zijn nopjes - de pijn op de gezichten af te lezen.
Toen het einde van de Veluwemeertocht in zicht kwam, verdween ook langzaamaan het tochtgevoel in onze groep. Het samenzijn was aangenaam voor zo lang als het geduurd had, we hadden samen veel doorstaan, maar het was tijd om uiteen te gaan. Zo leek Arjen Becker te denken. Het was nog heel ver naar de finish, maar hij leek vastbesloten om deze alleen te gaan passeren, als eerste.
De rest van de groep wilde echter nog lang niet uiteen gaan, het was net zo gezellig! Becker werd dus keer op keer tot de orde geroepen. Hij werd erg gewaardeerd als groepslid aangezien hij lekker stevig kon doorrijden, en in de eindsprint tamelijk ongevaarlijk zou zijn. Erg jammer voor hem en ook voor mij, want het leek me niet onaardig om de laatste kilometers samen met Becker om de winst te strijden.

De groepswil bleef dus nog even wet. Gelukkig niet voor lang. In de laatste 20 kilometer kon de helft van de groep het tochttempo niet meer aan. Dat was het moment waarop voor mij de tocht definitief ten einde was, en de wedstrijd – eindelijk – begon. Vanaf toen werd niet langer gepolst hoe de anderen ervoor stonden. Na al die gezamenlijk gereden en geleden kilometers kenden we elkaar van haver tot gort. We probeerden elkaar nu echt kapot te rijden en achter te laten.
Becker was te vroeg aan de wedstrijd begonnen en de ongelijke strijd met de sprinters eiste al ver voor de finish zijn tol. Ik had nog wat over, en ging voor de glorieuze solo overwinning. Geert-Jan wilde echter van geen wijken weten, en wist in mijn buurt te blijven. Toen ik hem vlak voor de streep voorbij wilde sprinten viel ik. Geert-Jan wachtte niet. De tocht was immers voorbij.

Alle Columns van Jouke Hoogeveen:

Persoonlijk Record (9 oktober 2009)
Hoe is het nou in Amsterdam? (23 oktober 2009)
Melancholie (6 november 2009)
Partner Pijn (20 november 2009)
De tombola van de B-divisie (4 december 2009)
Afscheid van de Westertoren (18 december 2009)
Priesters in het Peloton (1 januari 2010)
De Tocht (16 januari 2010)
De Fringale (1 februari 2010)
Stakker (12 februari 2010)
Meedoen (26 februari 2010)
Grijze dagen (12 maart 2010)